Waarom je gezicht op foto’s ‘vreemder’ lijkt
Je kent het vast: in de spiegel denk je dat je er prima uitziet, maar zodra iemand een foto maakt, herken je jezelf amper terug. Toch ben jij het echt. Het verschil tussen spiegel en foto heeft alles te maken met hoe je brein gewend is om jouw gezicht te zien.
De spiegel laat jouw omgekeerde gezicht zien
In de spiegel zie je een gespiegeld beeld. Jouw linkerwang wordt rechts, en andersom. Omdat je jezelf elke dag zo ziet, raakt je brein daaraan gewend. Een foto draait dat beeld vaak om: ineens zie je je ‘echte’ gezicht, zoals anderen je altijd zien. Dat voelt vreemd, juist omdat het voor jou ongewoon is, niet omdat het lelijker is.
Daarom kun je ook schrikken als je de selfie-functie ziet die niet spiegelt, maar direct laat zien hoe je er echt uitziet. Je brein mist dan de vertrouwde versie van jouw gezicht.
We zijn extreem kritisch op ons eigen hoofd
Niemand bestudeert jouw gezicht zo vaak en zo streng als jijzelf. Je weet precies waar dat ene puistje, littekentje of rimpeltje zit. Op foto’s ga je daar automatisch naar op zoek. Anderen doen dat niet; die zien vooral jouw uitstraling, houding en mimiek.
Omdat je zo gefocust bent op details, lijkt een klein verschil of schaduwrand op een foto al snel een “grote misser”. Terwijl het in het echte leven, in beweging en in gesprekken, vrijwel niemand opvalt.
Wat camera’s doen met je uiterlijk
Niet alleen je brein, ook de techniek speelt een rol. Een camera kijkt anders dan een menselijk oog. Dat kan je face heel anders laten lijken dan je gewend bent.
De lens vervormt je gezicht
Smartphones gebruiken vaak een groothoeklens. Handig om veel in beeld te krijgen, maar minder charmant voor je neus en kaken. Hoe dichterbij je camera is, hoe meer de verhoudingen worden uitgerekt. Je neus lijkt groter, je gezicht smaller of juist ronder. Dat effect zie je in het echt niet, omdat niemand zo dicht op jouw gezicht staat met alleen één oog open.
Sta je wat verder van de camera en wordt er ingezoomd, dan zijn de verhoudingen vaak natuurlijker. Daarom lijken profielfoto’s van een paar meter afstand meestal mooier dan snelle selfies.
Licht, schaduw en de éne ‘slechte’ hoek
Licht bepaalt enorm hoe jij jezelf ervaart op beeld. Fel licht van boven kan wallen en rimpels benadrukken, terwijl zacht, diffuus licht alles juist egaler maakt. De spiegel in je badkamer of hal heeft vaak ander licht dan de plek waar die spontane foto wordt gemaakt.
Tel daar nog een onhandige hoek bij op, bijvoorbeeld van onderaf of tijdens een rare beweging, en je hebt een foto die weinig lijkt op hoe je jezelf normaal ziet. Toch is dat maar één bevroren moment uit duizenden gezichtsuitdrukkingen per dag.
Hoe je relaxter naar foto’s van jezelf kijkt
Als je snapt waarom je anders lijkt op foto’s, wordt het makkelijker om milder naar jezelf te zijn. Wissel eens tussen de gespiegelde en echte selfie-stand en kijk hoe je brein moet wennen. Laat foto’s ook door anderen kiezen; zij zien jou zoals ze je in het dagelijks leven ervaren, niet zoals jij jezelf vanuit de spiegel kent.
Uiteindelijk is het beeld dat je van jezelf hebt een mix van gewoonte, techniek en zelfkritiek. Je lijkt niet minder op jezelf op een foto, je ziet jezelf alleen eindelijk zoals de rest van de wereld je al die tijd al ziet.